Impact van veekwekerij

De ecologische impact van veeteelt

De ecologische impact van de vleesproductie voor menselijke consumptie, en het houden van vee voor melk en eieren, is niet te onderschatten. Het is immers al langer geweten dat vleesproductie een net zo grote rol in de opwarming van de aarde speelt als alle transport samengenomen: zo’n 14,5 procent van alle broeikasgassen komen van de veeteelt.

Die uitstoot heeft allerlei oorzaken. Ten eerste vergt het erg veel energie, landoppervlakte en water om vee te kweken: veel van onze landbouwgrond wordt gebruikt voor het kweken van voeder voor veedieren, in plaats van voedsel voor mensen. Dat is een inefficiënt gebruik van grond, en we hebben al niet genoeg: jaarlijks worden honderden hectaren van het Amazonewoud gekapt om ruimte te maken voor veeteelt, bijvoorbeeld. Bovendien zijn per kilo vlees honderden, zo niet duizenden liters water nodig, veel meer dan voor groenten. Ter vergelijking: als we al die landbouwoppervlakte zouden gebruiken voor vegetarische proteïnebronnen als bonen en soja, zouden we veel meer proteïne kunnen produceren dan via de veeteelt. Het argument dat we dieren nodig hebben als bron van eiwitten, is dus onzin.

De schadelijkste teelt voor het milieu is met verre voorsprong de kweek van runderen. Koeien en stieren hebben nood aan zo’n 25 kilogram voedsel per kilogram biefstuk, meer dan eender welk ander dier – en als runderen op een diervriendelijke manier gekweekt werden, zou dit getal nog hoger zijn, aangezien de meeste veedieren vandaag worden volgestopt met andere rommel. Bovendien stoten runderen gigantische hoeveelheden methaangas uit, één van de schadelijkste broeikasgassen in onze leefwereld. Andere veedieren als varkens of kippen zijn net iets minder schadelijk, maar ook hun impact is niet te negeren.

Laten we ook even kijken naar de kwaliteit van ons vlees. De meeste industrieel gekweekte dieren zitten vol met rommel: ze krijgen antibiotica toegediend om ziektes te vermijden, maar al die antibiotica komt natuurlijk ook in ons lichaam terecht, en via de uitwerpselen van de dieren in de natuur en het drinkwater. Het effect daarvan op onze gezondheid is tot nu toe niet goed in te schatten, maar wereldwijd gaat de immuniteit van bacteriën tegen antibiotica alleen maar omhoog. Goed kan het dus nauwelijks zijn. Daarnaast worden dieren volgespoten met water en zout om het vlees volume en smaak te geven – smaak die het ontbreekt, omdat de dieren geen beweging krijgen en dus geen spieren ontwikkelen. Zielig toch?

Qua uitstoot doet Nederland doet het gemiddeld iets beter dan de rest van de wereld als we naar veeteelt alleen kijken, maar per inwoner produceren we jaarlijks nog steeds zo’n 75 kilogram vlees, waarvan een groot deel wordt geëxporteerd. In totaal is veeteelt in Nederland nog steeds goed voor zo’n 12% van de totale uitstoot. Dat moet beter kunnen.